zondag 5 april 2020

Isa Winter - Deel 10


Lisette


Photo by Maria Tyutina from Pexels
Het lijk in de Rozenlaan had de gemoederen een paar dagen beroerd maar na een tijdje was het leven zijn gewone gangetje weer gegaan. Isa Winter stond nog altijd om zeven uur stipt op. Trude stond nog steeds als eerste bij de bakker en de post werd nog altijd bedeeld tussen negen en tien uur.

Hoewel de buurt haast vergeten leek dat er ooit een lijk op nummer acht had gelegen, was het voor Isa allerminst het geval. Nadat inspecteur Marc Bastiaens die middag haar crime board had aangevuld, had ze er nog een hele tijd naar gestaard maar dat ene kleine stukje informatie, waarvan dat ze wist dat het ergens in haar geheugen stak, weigerde zichzelf prijs te geven.

Ze overliep de vragen die Bastiaens haar gesteld had. Kende ze de man echt niet? Ze kreeg nog steeds de indruk dat ze hem al eens eerder had gezien maar ze wist niet waar. Plots kreeg ze een idee! Maar voor ze iets met dat idee kon doen, ging de bel. Isa stond geërgerd op en liep de keurig gepoetste gang door.
‘Trude! Juist de persoon die ik nodig heb. Kom binnen!’ Haar ergernis smolt als sneeuw voor de zon. Trude kende de man misschien of wist waar ze hem gezien had. Maar toen ze even later aan tafel zaten en genoten van een kopje koffie, moest ook haar vriendin bekennen dat ze de man nooit gezien had.
‘Is dit een foto van het lijk?’
Isa keek haar vriendin smalend aan. ‘Waarschijnlijk wel, hé Trude. Als men niet weet wie hij is kunnen ze ook geen foto’s van hem vinden.’
‘Bah, ik vind het toch maar griezelig hoor. En die hangt hier gewoon bij jou in de veranda?’
‘Waar zou ik hem anders moeten hangen? Hij is de hoofdpersoon op mijn crime board. Met hem is heel die miserie hier begonnen!’
‘Ik vind het toch maar griezelig hoor’ Trude trok haar neus op. ‘En wat ga je nu met dat bord doen?’
Isa stond op en ging trots naast het bord staan. ‘Wel kijk, ik zit al van de eerste dag met iets in mijn hoofd. Iemand heeft iets gezegd en op dat moment vond ik het heel raar en wilde ik er meer over vragen, maar er is dan van alles tussen gekomen en ik ben vergeten wat het was.’
‘En wie heeft er iets gezegd?’

Isa stak wanhopig de handen in de lucht. ‘Ik weet het niet meer! Het is iemand die ik die dag heb gezien. Meer weet ik ook niet.’
‘En dit bord gaat je helpen om je te herinneren wat het was?’
‘Ik hoop het alleszins. Maar tot nu toe heeft het nog niet veel geholpen.’
Trude legde peinzend de vinger op haar mond. ‘En als we het nu eens anders aanpakten? Je weet zeker dat het op die dag was, je weet wel toen je dat lijk in je voortuin vond.’
‘Ja!’ Isa riep het bijna wanhopig uit.
‘OK, ga zitten en we gaan elke minuut van die dag overlopen.’
Isa deed wat haar gezegd was en ging weer aan tafel zitten. Ze overliep met Trude alle gebeurtenissen. Met wie had ze eerst gesproken?
‘Euh, de dame van de noodcentrale. Die heb ik gebeld.’
‘Goed, dat is een mooi begin. Waarover hadden jullie het?’
‘Gewoon, ik heb haar gemeld dat er een been in mijn voortuin lag. Ze verstond me eerst niet goed en ik heb het nog eens moeten herhalen maar blijkbaar heeft ze toch het nodige gedaan want even later kwam de combi aan.’
‘Heb je het gevoel dat zij iets gezegd had waarvan je later dacht dat het niet klopte?’
‘Nee, totaal niet.’

‘OK, de volgende persoon was veronderstel ik de politie?’
‘Ja, die twee mannen in de combi. Ik heb gezegd dat ze een draagbaar of zo nodig hadden en dat ze moesten oppassen. Ze zeiden iets van het labo laten komen maar verder heb ik niet opgelet wat ze nog gezegd hebben.’
‘Ik vermoed dat het dan ook niks was wat zij gezegd hebben?’
Hier moest Isa even over nadenken. Logisch gezien kon het best zijn maar nu ze de conversatie in haar hoofd overliep moest ze toegeven dat er niks was.
‘De volgende. Wie was dat?’
‘Dat waren die twee agenten en die psychologe’
‘Psychologe? Waar had je die voor nodig?’
‘Blijkbaar dachten ze dat ik een oud en fragiel mens was dat in elkaar zou storten omdat er een lijk in haar tuin lag. Die dame kwam van slachtofferhulp maar heeft uiteindelijk alleen maar gevraagd hoe het met me ging. En die twee anderen hebben wat standaard vragen gesteld en gezegd dat ze later nog wel eens zouden terug komen.’

‘Ook niks zeker?’ Trude begon er genoeg van te krijgen. Dit haalde niks uit. Maar ze wilde haar vriendin niet in de steek laten en ze ging verder.
‘Wat heb je gedaan toen die agenten weg waren?’ Trude dronk haar kopje koffie leeg. Terwijl Isa een nieuwe portie zwart goud brouwde, groef ze in haar geheugen.
‘De krant! Ik ben de krant gaan halen.’
‘Prima, waar hebben jullie het over gehad?’
‘Goh, effe kijken. Uiteraard over het lijk in mijn voortuin. En dat het al in alle middagedities stond, compleet met foto’s erbij. En dat sommige kranten suggereerden dat ik er meer van af wist. Wat nog meer.’ Ze zette het verse kopje voor Trude neer en ging weer op haar plaats zitten. ‘Ahja, dat sommige klanten zelfs dachten dat ik hem vermoord had, stel je voor.’
Ze lachte en Trude nipte van haar verse kopje koffie. ‘Daarna ben ik naar huis gegaan en heb ik niemand meer gezien of gesproken. De volgende dag ben ik wel mijn foto’s gaan laten ontwikkelen en ben ik bij de bakker en de slager geweest maar daar is niets speciaals gezegd of gebeurd. Wat ik me wel herinner is dat iedereen op straat me raar aankeek, net alsof ze dachten dat ik een moordenaar was.’

Trude zuchtte. Dit bracht ook geen zoden aan de dijk. ‘Misschien ben je nog iemand anders tegen gekomen? Iemand die je vergeten bent?’
Isa schudde het grijze hoofd. ‘Nee, absoluut niet.’ Ze nam geërgerd haar kopje op. Plots verstarde ze en het kopje bleef halverwege de tafel en haar mond hangen. ‘Lisette!’
‘Wat is er met Lisette?’
‘Ze heeft Eva gebeld dat er iets aan de hand was aan mijn huis. Maar toen ik na de middag in de krantenwinkel kwam, stond Louis de klanten te bedienen.’
‘Ja?’
‘Het was kort na één uur! Dan is Louis nog op zijn werk. Hij staat alleen in het weekend mee in de winkel. En zelfs dan laat Lisette zich gewoonlijk even zien om een praatje te maken.’
‘En dat was nu niet het geval?’
‘Nee, ik heb alleen hem gezien.’

Trude trok een diepe rimpel in haar anders gladde voorhoofd. ‘Nu je het zegt, toen ik gisteren mijn lottoformulier ging binnen doen stond Louis ook in de winkel. Ik heb er niet verder bij nagedacht maar nu je het zegt is het wel vreemd.’

Wordt vervolgd ....

1 opmerking: