dinsdag 28 april 2020

De Zee

Photo by Sean Manning from Pexels
Vandaag krijgt u gratis een verhaal dat ik bijna 20 jaar geleden schreef. Het was een oefening in beschrijvend schrijven, maar ik vond het wel sfeervol.  Daarom wil ik het u niet onthouden.

Oh, en weet u nog dat ik gedurende 22 dagen een poging ondernam om elke dag 1000 woorden te schrijven? Wel, dat is een heuse novelle geworden. Maar daarover vrijdag meer want zaterdag hebben we nog een verrassing voor jullie in petto :) Maar eerst... De Zee


De Zee 

Wild zwalpend, schuimend, alle tinten groen en grijs, ruisend en grollend rolt de zee over het strand van Duinbergen. De golven plukken en schrapen aan het zand en schaven bij elke golfslag een dun laagje van het zand en nemen het mee naar de onpeilbare diepten van de Noordzee. Algen, schelpen, kwallen en andere zeebewoners ondergaan het wilde geweld van het water.  Kleine zandkorrels, miljoenen ervan, worden in een draaikolk van water meegevoerd, weg van het vertrouwde strand.  Waar ze uiteindelijk zullen aanbelanden, weet niemand. Want de zee is grillig. De zee doet wat ze wil. 

De meeuwen, die normaal in groten getale als schreeuwende geesten boven de golven zweven, laten het afweten en hebben beschutting gezocht tussen de strandkabientjes en eetstandjes op en langs het strand. Zij weten wanneer ze de duimen moeten leggen voor de wind en het water. In plaats van witte schaduwen met zwart getipte vleugels rollen zwarte wolken over het schuimende water. Wanneer ze met elkaar in conflict komen, kan men de mosterdgele schaduw van een onwillige zon zien, die het heeft opgegeven om het land met haar stralen te verwarmen.  

De wind krijgt vat op een enkele strandstoel die is blijven staan en speelt eerst nog frivool met de blauwwit gestreepte stof, om dan plots te ontploffen in een windstoot en de stoel op te tillen. Als een gewonde roofvogel ploft hij even verder in de duinen neer, zijn houten skelet gekraakt en gebroken in een wirwar van gestreepte zeilstof. Vandaag heerst de storm, hij is meester van de elementen. 

Langs deze woeste zee loopt een eenzame wandelaar.  Hij heeft geen weet van wat er op de bodem van de oceaan gebeurt.  Hij heeft zelfs geen oog voor het schilderachtig tafereel dat zich voor zijn ogen ontrolt.  Zijn handen steken diep in de zakken van zijn jas.  De kap van zijn anorak heeft hij ver over het hoofd getrokken om zich toch enigszins te beschermen.  Maar het hoofd houdt hij gebogen, tegen de storm in, als een stormram. Als een eeuwenoud bouwwerk dat weerstand biedt aan de natuurelementen.  En terwijl de wind, verzadigd van zandkorrels, zijn lichaam geselt loopt hij verder. 

Dan dient er zich een nieuw element aan. Dikke druppels vallen uit de loodzware wolken.  Dikke, zoete druppels vermengen zich met het zout van de oceaan.  Eerst zijn het er maar enkelen.  Maar langzamerhand zwelt de regenbui aan.  Het lijkt wel alsof alles erop gericht is om zich tot het uiterste te geven.  De wind – de zee – de regen. 

Maar de man op het strand schijnt zich niet bewust van de vernietigende kracht van de elementen. Hij blijft de wind en de regen trotseren. De regen, vermengd met zandkorrels geselt zijn gezicht en loopt in straaltjes langs zijn rug naar beneden. Zijn cargobroek geraakt al snel doorweekt, maar hij blijft gaan, als een robot. Als een automaat waarvan men de veer heeft opgedraaid en die pas zal stoppen als er iets op zijn weg komt. Of als de energie uit de veer verdwenen is.  
Zijn voeten laten langwerpige meertjes achter in het zand, die zich echter al snel vullen met een vloeibaar mengsel van zand en zeewater. Maar zijn passen worden kleiner, trager. Hij lijkt nog dieper in zijn jas te kruipen in een poging om de elementen buiten te sluiten.  Dan staat hij stil en kijkt de zwelgende en woeste zee recht in het aangezicht.  Even blijft hij besluiteloos staan.  Dan zetten zijn benen zich opnieuw in beweging.  Eerst aarzelend.  Alsmaar zekerder wordend. 

Hij heeft nu de branding bereikt maar hij stopt niet.  Hij loopt verder.  De zee in.  Hij heeft moeite om zijn evenwicht te bewaren als de golven met geweld tegen zijn benen beuken.  Maar hij houdt stand.  Steeds verder dringt hij binnen in de grijsgroene wereld van de oceaan.  Het water komt nu tot aan de heupen.  Hij wankelt steeds meer als de onderstroom vat krijgt op zijn benen.  Hij moet nu zijn armen gebruiken om zijn evenwicht te bewaren.  De wind fluit, laag… brommend…. Alles om hem heen lijkt hem aan te manen om terug te keren.  Nu het nog kan. 

Maar hij keert niet terug.  Hij loopt verder.  En plots…. Is hij verdwenen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten