donderdag 30 april 2020

Het is zover....

Eindelijk mag ik met gepaste trots en fierheid de cover aankondigen van Ravenburcht, een superspannend jeugdboek voor kinderen (en grote kinderen) vanaf 9 jaar. 

dinsdag 28 april 2020

De Zee

Photo by Sean Manning from Pexels
Vandaag krijgt u gratis een verhaal dat ik bijna 20 jaar geleden schreef. Het was een oefening in beschrijvend schrijven, maar ik vond het wel sfeervol.  Daarom wil ik het u niet onthouden.

Oh, en weet u nog dat ik gedurende 22 dagen een poging ondernam om elke dag 1000 woorden te schrijven? Wel, dat is een heuse novelle geworden. Maar daarover vrijdag meer want zaterdag hebben we nog een verrassing voor jullie in petto :) Maar eerst... De Zee


De Zee 

Wild zwalpend, schuimend, alle tinten groen en grijs, ruisend en grollend rolt de zee over het strand van Duinbergen. De golven plukken en schrapen aan het zand en schaven bij elke golfslag een dun laagje van het zand en nemen het mee naar de onpeilbare diepten van de Noordzee. Algen, schelpen, kwallen en andere zeebewoners ondergaan het wilde geweld van het water.  Kleine zandkorrels, miljoenen ervan, worden in een draaikolk van water meegevoerd, weg van het vertrouwde strand.  Waar ze uiteindelijk zullen aanbelanden, weet niemand. Want de zee is grillig. De zee doet wat ze wil. 

De meeuwen, die normaal in groten getale als schreeuwende geesten boven de golven zweven, laten het afweten en hebben beschutting gezocht tussen de strandkabientjes en eetstandjes op en langs het strand. Zij weten wanneer ze de duimen moeten leggen voor de wind en het water. In plaats van witte schaduwen met zwart getipte vleugels rollen zwarte wolken over het schuimende water. Wanneer ze met elkaar in conflict komen, kan men de mosterdgele schaduw van een onwillige zon zien, die het heeft opgegeven om het land met haar stralen te verwarmen.  

De wind krijgt vat op een enkele strandstoel die is blijven staan en speelt eerst nog frivool met de blauwwit gestreepte stof, om dan plots te ontploffen in een windstoot en de stoel op te tillen. Als een gewonde roofvogel ploft hij even verder in de duinen neer, zijn houten skelet gekraakt en gebroken in een wirwar van gestreepte zeilstof. Vandaag heerst de storm, hij is meester van de elementen. 

Langs deze woeste zee loopt een eenzame wandelaar.  Hij heeft geen weet van wat er op de bodem van de oceaan gebeurt.  Hij heeft zelfs geen oog voor het schilderachtig tafereel dat zich voor zijn ogen ontrolt.  Zijn handen steken diep in de zakken van zijn jas.  De kap van zijn anorak heeft hij ver over het hoofd getrokken om zich toch enigszins te beschermen.  Maar het hoofd houdt hij gebogen, tegen de storm in, als een stormram. Als een eeuwenoud bouwwerk dat weerstand biedt aan de natuurelementen.  En terwijl de wind, verzadigd van zandkorrels, zijn lichaam geselt loopt hij verder. 

Dan dient er zich een nieuw element aan. Dikke druppels vallen uit de loodzware wolken.  Dikke, zoete druppels vermengen zich met het zout van de oceaan.  Eerst zijn het er maar enkelen.  Maar langzamerhand zwelt de regenbui aan.  Het lijkt wel alsof alles erop gericht is om zich tot het uiterste te geven.  De wind – de zee – de regen. 

Maar de man op het strand schijnt zich niet bewust van de vernietigende kracht van de elementen. Hij blijft de wind en de regen trotseren. De regen, vermengd met zandkorrels geselt zijn gezicht en loopt in straaltjes langs zijn rug naar beneden. Zijn cargobroek geraakt al snel doorweekt, maar hij blijft gaan, als een robot. Als een automaat waarvan men de veer heeft opgedraaid en die pas zal stoppen als er iets op zijn weg komt. Of als de energie uit de veer verdwenen is.  
Zijn voeten laten langwerpige meertjes achter in het zand, die zich echter al snel vullen met een vloeibaar mengsel van zand en zeewater. Maar zijn passen worden kleiner, trager. Hij lijkt nog dieper in zijn jas te kruipen in een poging om de elementen buiten te sluiten.  Dan staat hij stil en kijkt de zwelgende en woeste zee recht in het aangezicht.  Even blijft hij besluiteloos staan.  Dan zetten zijn benen zich opnieuw in beweging.  Eerst aarzelend.  Alsmaar zekerder wordend. 

Hij heeft nu de branding bereikt maar hij stopt niet.  Hij loopt verder.  De zee in.  Hij heeft moeite om zijn evenwicht te bewaren als de golven met geweld tegen zijn benen beuken.  Maar hij houdt stand.  Steeds verder dringt hij binnen in de grijsgroene wereld van de oceaan.  Het water komt nu tot aan de heupen.  Hij wankelt steeds meer als de onderstroom vat krijgt op zijn benen.  Hij moet nu zijn armen gebruiken om zijn evenwicht te bewaren.  De wind fluit, laag… brommend…. Alles om hem heen lijkt hem aan te manen om terug te keren.  Nu het nog kan. 

Maar hij keert niet terug.  Hij loopt verder.  En plots…. Is hij verdwenen. 

maandag 20 april 2020

Eens keert het....

Ik hoef het u niet te vertellen, we leven in rare tijden. Tot nu toe waren natuurrampen zoals aardbevingen, tsunami's en dodelijke epidemies een ver van mijn bed show. Natuurlijk hebben we allemaal ons steentje bijgedragen toen in 2004 op kerstdag een tsunami een deel van Indonesië overspoelde. Uiteraard hebben we meegeleefd met Japan, toen in 2011 door een tsunami de kernreactor van Fukushima werd getroffen. En uiteraard hebben we ons goed hart laten zien in allerlei solidariteitsacties. Maar we waren vooral blij dat het daar bleef, in het oosten of in het midden oosten. We waren vooral blij dat we er hier niet mee te maken kregen, want zo is de mens dan.

Dat veranderde toen in januari 2020 de eerste gevallen opdoken van een griepachtig virus dat enige gelijkheid vertoonde met SARS en MERS (waar we hier een paar sporadische gevallen van hadden) maar dat zo virulent of besmettelijk was dat het 3 x meer mensen besmette. Dit was geen griepje, zoals we er elk voorjaar wel één kennen. Dit was anders, een killer noemden wetenschappers het. En toen op 13 maart de regering besloot om ons land in een Quarantaine Light te stoppen, veranderde ons leven. Voor de generaties die nu leven zal het leven nooit meer hetzelfde zijn.

Iedereen ging er anders mee om. Sommige mensen werden angstig, voelden zich opgesloten, schreeuwden om meer vrijheid. Ze werden depressief omdat ze beseften dat een uiterst klein virusje je volledige leven kan verwoesten. Anderen vonden al die voorzorgsmaatregelen maar overbodig. Elk jaar vallen er doden door de griep, waarom moet iedereen dan zo paniekerig doen over een griepje dat misschien iets besmettelijker is maar dat gezonde mensen niks doet. De meesten lieten het over zich heen komen. Bij de supermarkt gingen we netjes in een rijtje staan wachten tot we binnen mochten. Bij de bakker bleven we op straat staan omdat er niet meer dan twee personen in de winkel mochten. We deden onze burgerplicht.

Maar niemand kan ontkennen dat er iets veranderd is. Mensen in de dienstensector vragen al jaren een wettelijke omkadering voor thuiswerk. Dat kwam er nooit want onze regering vond het geen prioriteit en kijk, één van de eerste maatregelen van de noodregering was thuiswerk promoten. Met z'n allen hebben we bewezen dat het weldegelijk kan. Ook kinderen en studenten zagen hun dagelijkse routine veranderen. Iets wat in sommige streken van Zweden en Canada normaal is, vond ook nu zijn ingang in ons onderwijs, namelijk thuis leren met ondersteuning van een online leerplatform. Proffen stonden voor een lege aula les te geven, de opnames werden online gezet. Mensen werden creatief in het zoeken naar oplossingen om het leven zo normaal mogelijk te laten doorgaan.

Ik heb mezelf nooit superveel zorgen gemaakt over het virus en een mogelijke besmetting. Ik bleef netjes in mijn kot, ging naar de supermarkt met een maskertje (jaja, Van Ranst kan veel zeggen maar de logica heeft ook zijn rechten), bezocht mijn moeder enkel door het raam en deed de dingen die gedaan moesten worden. Want je weet dat eens het moment daar is dat alles weer normaal wordt. Of toch bijna. En toch.... toch merkte ik dat het in mijn hoofd niet helemaal lekker zat. Ik vermoed dat veel mensen die met pensioen gaan hetzelfde gevoel hebben. Tijd zat thuis, altijd je partner in de buurt maar niet echt iets dat genoeg boeit om weer over te gaan tot de orde van de dag. Misschien bedenken psychologen er binnen een paar maanden een duur woord voor, iets als "confinement depression", ik zeg maar wat. Maar het is reëel. Het leven IS niet normaal op dit moment. En veel mensen hebben daar een vreemd gevoel bij.

Maar eens keert het. Die "eens" is voor mij vandaag. Toen ik vanmorgen wakker werd was het met een heel ander gevoel. Er was niks wezenlijks veranderd in de manier waarop we met de crisis omgaan, maar er was bij mij iets veranderd. Ik had op één of andere manier de knop omgedraaid. Ik had meer vrijetijd dan voor 13 maart en daar zou ik gebruik van maken. Ik ben naar de supermarkt geweest (ja, met maskertje), ik heb verse mango thee gemaakt en een fruitontbijtje voor mezelf. En ik ga vanaf vandaag een boel dingen doen die ik me voorgenomen had maar waarvoor ik tot nu toe de fut of de goesting niet voor had. Voor mij is de crisis voorbij, in die zin dat het mij niet meer uitmaakt hoe ons leven nog zal veranderen in de nasleep van dit alles. Ik heb weer zin, goesting en energie. En ja, die knop zat in mijn hoofd, ik moest hem alleen maar omdraaien. Ik moest zelf de teugels in handen nemen en mij niet laten leiden door de omstandigheden. Er komen misschien nog mindere dagen, maar de kentering is ingezet.

Life is good, life is great! Enjoy it!

maandag 13 april 2020

Isa Winter - Laatste deel


Waarom in mijn tuin?


De politie en de hulpdiensten waren snel ter plaatse. Ze gaven Lisette de eerste zorgen en reden daarna met haar naar het ziekenhuis. Even later verscheen ook inspecteur Bastiaens. Hij was een beetje boos op Isa en Trude. Hoe konden ze nu toch zo dom zijn om op hun eentje op zoek te gaan? Maar Isa had het standje afgewimpeld. Louis zat in de gevangenis, waar zat het gevaar?
‘Dat zal ik je morgen vertellen, nadat we Lisette ondervraagd hebben en haar man geconfronteerd hebben met de feiten.’

En zo kwam het dat de volgende dag rond vier uur de bel ging. Isa en Trude hadden heel de middag gewacht op Bastiaens en hadden het al bijna opgegeven, toen hij in het deurgat verscheen, samen met een jonge inspecteur. Isa bracht de twee naar de woonkamer en gebaarde naar Trude om voor koffie te zorgen.
Toen de koffie gebracht was, stak inspecteur Bastiaens van wal. ‘Ik veronderstel dat jullie ondertussen op hete kolen zitten?’ Isa keek hem streng aan.
‘Laat ik jullie eerst voorstellen aan inspecteur Julie Campenaerts. Zij werkt in de politiezone waar jullie Lisette gevonden hebben. Ze is al voor een deel op de hoogte, maar in plaats van mijn verhaal twee keer te doen heb ik haar meegebracht zodat ze ook jullie kant van het verhaal kan horen.’
De beide vriendinnen gingen er goed voor zitten. Dit was de ontknoping van een paar spannende dagen.
‘Louis was een wolf in schaapskleren. En hij was er zo goed in dat zijn vrouw nooit iets door had. Hij was een gokker en had veel schulden gemaakt. Maar de winkel en de rekeningen stonden op naam van zijn vrouw, iets waar haar vader op gestaan had toen ze de krantenwinkel kocht. Op een dag werd hij benaderd door een man die beweerde dat hij hem kon helpen. Al wat hij moest doen was ervoor zorgen dat hij tussen zes en zeven altijd in de winkel stond. Elke week zou hij een pakje ontvangen. In dat pakje zaten zakjes en wanneer een klant het wachtwoord gaf moest hij zo’n pakje tussen de krant of het tijdschrift steken dat ze kochten. Lisette dacht dat Louis gewoon attent was om op de winkel te letten terwijl zij zorgde voor het avondeten en heeft er nooit iets achter gezocht.’
‘Dus Louis was een drugsdealer en gebruikte de krantenwinkel om zijn spul te verkopen?’ Isa dronk bedachtzaam van haar kopje koffie.
‘In het begin was het gewoon een beetje klein spul. Weet je nog toen ik je zei dat we iets gevonden hadden maar dat het behoorde tot het geheim van het onderzoek?’
Isa knikte. ‘Wel, op de toonbank troffen we een beetje van het witte poeder aan. Een kleine test toonde aan dat het om cocaine ging. Het feit dat we het op de toonbank aantroffen kon twee redenen hebben. Ofwel gebruikte hij stiekum zelf van het spul, of hij verdeelde het ook in zakjes. Het bleek uiteindelijk het tweede te zijn. Zijn caravan werd een dead drop voor drugshandel. De groothandelaars hadden een sleutel en dropten daar het spul. Louis haalde het later op en verdeelde het dan in verbruikseenheden.’
Trude was nu ook mee. ‘Dus toen Lisette dat zakje vond wilde ze eigenlijk drugs weggooien.’
‘Inderdaad, en dat kon hij niet laten gebeuren want de prijs van dat zakje ging van zijn deel af. En hij wist ook niet hoeveel Lisette wist van drugshandel en of ze iets vermoedde. Hoe dan ook, hij kon het niet riskeren dat ze de winkel verkocht want dan kon jij geen drugs meer verkopen. En daarom was hij zo gekant tegen Lisette’s plan om te gaan rentenieren.’
‘En toen Fred langs kwam om Lisette’s beleggingen te bespreken is Louis beginnen te flippen. Hij heeft Lisette laten vastbinden en heeft waarschijnlijk Fred later doodgeschoten. Maar waar heeft hij dat dan gedaan? In de winkel en in het appartement hebben jullie geen bloed gevonden?’
Bastiaens knikte. ‘Hij heeft hem in zijn wagen vermoord. Zijn plan was om met Fred naar de caravan te rijden en hem daar te vermoorden en in de visvijver te gooien. Als hij daar lang genoeg in lag zou hij onherkenbaar zijn omdat vissen dol zijn op lijken.’
‘Bweik!’ Trude griezelde bij de gedachte.
‘Maar toen ze in Fred’s auto zaten, begon die tegen te sputteren, hij deed een uitval naar Louis en die schoot hem een kogel in het hoofd. Hij beweert dat het zelfverdediging was, maar ik denk dat de rechter daar anders over zal oordelen.’
‘Dus jullie hebben Fred’s auto gevonden?’
‘Inderdaad, die stond een paar straten verder geparkeerd. Die werd gisteren gemeld bij de verkeerspolitie.’
‘Hoe gaat het nu met Lisette?’ Trude had medelijden met de vrouw. Ze kende haar niet zo heel goed maar wat zij had meegemaakt moest zeker littekens achter laten.
‘Lisette mag vandaag het ziekenhuis verlaten. Ze was uitgedroogd en had schaafwonden. Het zal nog wel een tijdje duren voor ze weer in staat is om haar winkel te openen. Als ze dat nog van plan is. Met Louis uit de weg kan ze nu haar zin doen.’
Isa zat peinzend voor zich uit te kijken. ‘Er zijn toch nog altijd een aantal dingen die mij dwars zitten. Eén ervan al sinds die eerste dag. Iemand heeft iets tegen mij gezegd en ik weet niet meer wie of wat. En ik ben er zeker van dat het betrekking heeft op de zaak.’
‘Ach ja’ zei Trude. ‘Het was een hele schok voor je om een man tussen je bloemen te vinden, maar het is toch een troost te weten dat hij niet voor je deur doodgeschoten is.’ Ze dronk het laatste restje koffie op.
‘Dat is het!’ Isa zette haar kopje met bevende handen weer op het schoteltje. ‘Ik weet het nu! Het was Louis’
Iedereen in de kamer keek naar Isa, die met de handen door haar grijze haren ging. ‘Oh mens toch, had ik het nu maar toen geweten dan had Lisette niet zo moeten afzien en dan was heel deze historie op de eerste dag al opgelost.’
‘Euh, als je nu eens zou vertellen wat er aan de hand is…’ Trude snapte er niks meer van.
‘Het was Louis die iets tegen me zei. Weet je nog dat ik in de namiddag de krant ben gaan halen en dat we even gepraat hebben?’ Trude knikte. ‘We hadden het erover dat mensen nogal eens kunnen overdrijven, dat sommigen zelfs dachten dat ik de man had doodgeschoten. En toen zij Louis: “Maar dat kan niet want hij was al dood.” Hoe wist hij dat? Hij kon dat niet weten tenzij hij ofwel de moord gezien heeft, ofwel zelf de moordenaar was!’
Inspecteur Bastiaens knikte. Hij was nog altijd onder de indruk van het pientere verstand van deze vrouw. Maar hij was het niet met haar eens dat ze het met die informatie op dag één al zouden hebben opgelost. ‘Wat hij zei was zeker niet genoeg om hem te arresteren, het zou hem hoogstens interessant gemaakt hebben maar met een goede uitleg zou hij er waarschijnlijk mee weggeraakt zijn.’
Isa had zo haar bedenkingen. Ze vervloekte haar trage geheugen. ‘En dan is er nog iets’ zei ze terwijl ze haar kin in de lucht stak. ‘Waarom heeft hij in hemelsnaam dat lijk in MIJN voortuin gegooid?’
Inspecteur Bastiaens lachtte. ‘Oh, daar is een heel eenvoudige uitleg voor. Jouw voortuin is de enige die vol bloemen staat en waar hij snel een lijk kon verbergen. Hij was van plan om het de volgende nacht weer uit je tuin te vissen en in de vijver te gooien, maar je was hem voor!’
Iedereen lachte behalve Isa. Zij zou nooit meer naar haar bloemen kunnen kijken zonder te denken aan Freds been en schoen.

EINDE.....

Isa Winter - Deel 21


Engin Akyurt via Pixabay
Toen Lisette stemmen hoorde buiten de caravan had ze zich muisstil gehouden. Een paar weken geleden had ze per toeval een pakje wit poeder ontdekt in de krantenwinkel. Ze had er totaal geen weet van wat het was, ze vermoedde dat één van de jongens van het atheneum het vergeten was in de winkel. Toen ze het in de keuken weg wilde gooien, werd Louis haast gek! Hij sleurde het pakje uit haar handen en sloeg haar zodat ze tussen de keukentafel en de kast terecht kwam. Lisette was stomverbaasd! Zo kende ze Louis niet! Hij was altijd zachtaardig geweest. Geen grote prater maar al bij al hadden ze een goed huwelijk. Ze begreep dan ook totaal niet waarom hij zo bruut deed tegen haar. Het verbaasde haar nog meer toen hij het pakje poeder in zijn zak stak en verdween.
Lisette was opgestaan en had haar gezicht gedept met een koud washandje. Met een beetje geluk zou het morgen geen blauwe plek zijn. Toen Louis die nacht thuis kwam deed hij of er niks gebeurd was en ook de volgende dagen kabbelden voorbij zonder dat er iets noemenswaardigs gebeurde. Haar man was ook weer zijn normale zelf en Lisette verhuisde het gebeuren naar een hoekje ver weg in haar geheugen.
Even later had ze op een avond gezegd dat ze de winkel wilde verkopen. Ze hadden goed geboerd en ze hadden een flinke cent opzij gezet. Ze wilde van het leven nog wat genieten voor ze krom zou lopen van de artrose of andere ouderdomsgerelateerde zaken. Louis had duidelijk gemaakt dat dit geen goed idee was. Ze had het laten rusten, ze zou er later nog eens op terug komen. Maar telkens ze de verkoop van de winkel ter sprake bracht, wist Louis wel één of andere reden te bedenken om haar tegen te houden. Tot ze er op een dag genoeg van kreeg en haar broer Fred belde. Die had verstand van zaken. Als ze de winkel verkocht dan moest ze dat geld beleggen en wie beter dan Fred kon dat doen. Ze had niks tegen Louis gezegd, maar toen zij en Fred één en ander bespraken aan de keukentafel, was Louis razend geworden. Hij was naar de slaapkamer gelopen en had daar het pistool, dat hij geërfd had van zijn grootvader, geladen en had daarna Fred en Lisette bedreigd. Hij had zijn schoonbroer gedwongen om zijn zus vast te binden en had hem daarna naar buiten geduwd. Toen hij een half uur later terug kwam, had hij haar boeien gecontroleerd en haar op bed gelegd. Zelf was hij met zijn auto vertrokken. Gelukkig was Louis geen knopenspecialist en na een uurtje of twee wroeten en trekken had Lisette haar touwen los gekregen. Ze had haar jas, sleutels, gsm en portemonaie genomen en was vertrokken.
Hoe lang ze rondgelopen had wist ze niet. Ze had Fred een paar keer proberen te bellen maar hij nam niet op. Ze kon niet eeuwig op straat rondlopen en daarom was ze naar huis teruggekeerd. Daar zou ze Louis eens flink de les lezen, desnoods nadat ze eerst de politie had gebeld. Maar toen ze langs het huis van Isa kwam, zag ze net hoe de wetsgeneesheer een lijk van onder Isa’s struiken trok. Het waren de benen en schoenen van Fred! Ze durgde Isa niet bellen uit schrik dat de politie bij haar binnen zou zijn en had daarom Eva gebeld. Maar ze had niet goed opgelet want toen ze de verbinding verbrak voelde ze het koude ijzer van een pistool in haar zij. Louis stond naast haar en dwong haar om in de auto te stappen. Hij reed met haar naar zijn caravan maar weigerde te zeggen waarom hij dit alles deed. In de caravan werd ze vastgebonden en op bed gelegd. Hij bracht alle dagen eten, dat ze moest opeten terwijl hij zijn pistool op haar richtte. Maar toen kwam hij niet meer en lag ze te wachten op het einde.
Toen ze hoorde dat de stemmen buiten de vunzige caravan vrouwenstemmen waren, begon ze te kreunen in de hoop dat ze haar zouden horen. Ze was nog nooit zo blij geweest Isa te zien en begon te huilen toen die de vuile lap van voor haar mond wegtrok.
‘Maar kind toch, wat is dat nu toch allemaal.  Huil maar eens goed uit.’ Isa had de arme vrouw in haar armen genomen en zat samen met haar op de rand van het bed. Plots veerde Lisette op.
‘Hoe laat is het?’
‘Bijna negen uur, waarom?’
‘Oh nee!  Weg, jullie moeten onmiddellijk weg! Zo dadelijk is hij hier en als hij jullie ziet….’
Ze begon onbedaarlijk te huilen.
‘Wie is hier zo dadelijk, Lisette?  Bedoel je Louis?’
‘Ja, hij heeft een pistool, hij zal jullie doden! Alsjeblief, ga weg. Ga weg als je leven je lief is!’
‘Lisette, de politie heeft Louis gearresteerd! Hij komt niet, hij is al drie dagen niet geweest omdat hij in de gevangenis zit. Daarom zijn we je komen zoeken!’
Het leek eerst niet door te dringen tot de arme vrouw die zat te beven op de vunzige matras. Toen ze enigszins bedaard was leek ze te beseffen in welke staat ze verkeerde en ze duwde Isa weg.
‘Wat moeten jullie wel van mij denken? Ik stink en ik zie er niet uit!’
‘Maar kind toch, dat is nu toch wel het laatste waar ik mij in deze omstandigheden iets van aantrek. Kom, we gaan even naar buiten in de frisse lucht, dat zal je goed doen.’
Toen ze de caravan verlieten zagen ze Trude komen aanlopen. Ze had een pak koekjes bij en een half flesje frisdrank, de overschot van hun reisvoorraad die ze hadden ingeslagen bij het tankstation onderweg. ‘De politie is onderweg en ze gingen inspecteur Bastiaens waarschuwen. Ze sturen ook een ziekenwagen.’
Lisette dronk gulzig van het flesje frisdrank en at met smaak de rest van de koekjes op. Trude was teruggegaan naar de poort en had het deken van de prikkeldraad gehaald. Dat legde ze nu over Lisette’s schouders want het arme mens zat te beven van de koude en de emoties.

Wordt vervolgd ....

Isa Winter - Deel 20


S. Hermann & F. Richter via Pixabay

Gevonden!


Ze bogen zich over het schriftje en de plattegrond op Isa’s iPad. ‘We hebben nog een grote visvijver die tot een club behoort en een kleine vijver in het bos. Wat denk je?’
Trude trok haar schouders op. Ze wilde niet de verkeerde keuze maken, Lisette’s leven hing er vanaf.
‘Ze zijn alletwee even ver rijden. Als ik Louis was en ik moest mijn vrouw ergens wegsteken, dan zou ik kiezen voor een caravan ergens in een bos, ver weg van andere mensen.’ Trude knikte. De moed begon haar in de schoenen te zakken. Maar Isa kreeg opnieuw energie.
Ze startte de wagen en reden in de aangegeven richting. Volgens haar berekening zouden ze er binnen een half uurtje zijn. Het schemer buiten ging over in duister. Pas nu bedacht ze dat ze beter een zaklamp hadden meegenomen, maar het was nu te laat om terug te keren. Ze wilde nu niet denken aan tegenslag. Dit moest goed gaan, het was Lisette’s enige kans.
Na een half uurtje bereikten ze de afslag naar het bospaadje dat naar de visvijver leidde. Voorzichtig draaide Isa haar grote Volvo het laantje in. Ondanks de droogte was het paadje niet echt goed bereidbaar. Hoewel ze vaak vloekte op de afmetingen van haar wagen, was ze nu blij dat Walter een paar maanden voor zijn dood nog een een SUV had gekocht. Ze schakelde hem in de stand voor ruw terrein in de vering van de wagen deed zijn werk. Het schokken werd minder en de auto reed ook stabieler door het laantje.
Na een paar honderd meter werden ze de weg versperd door een gesloten poort. De sterke lichten van de wagen beschenen een vervallen ijzeren geval maar ze werd wel afgesloten door een nieuwe, dikke ijzeren ketting. Isa stapte uit en liep naar de poort. Ze bekeek ze langs alle kanten en rammelde eens aan het slot, maar het was duidelijk dat ze langs hier niet verder konden.
‘Wat nu?’ vroeg Trude die hun avonturentocht stilletjes aan beu begon te worden. Ze verlangde naar haar zetel en haar favoriete televisieserie.
‘We zullen de auto hier moeten laten staan maar ik heb gezien dat naast de poort de omheining grote gaten vertoont. Langs daar kunnen we binnen.’
‘Pardon? Het is zo donker als een hel in dit bos, hoe denk je dat we ook maar iets kunnen zien?’
‘Ik laat de auto draaien en de lichten aan. Op die manier kunnen we al een heel eind in het bos kijken. En verder zullen we de lampjes van onze GSM’s moeten gebruiken.’
Isa deed de achterdeur van de auto open en haalde er een deken uit. Ze stak haar GSM in haar BH om hem zeker niet te verliezen en haar handen vrij te hebben. Daarna zette ze de lichten van de auto in de hoogste en felste stand en sloot de wagen af.
‘Kom’ zei ze en liep met het deken naar de zijkant van de poort. Daar vertrokken drie rijen prikkeldraad, maar zo’n drie stappen verder was het middelste deel verslapt. Ze legde het deken over de middelste prikkeldraad en hielp Trude om erover te kruipen. Even later kroop ook zij door het gat.
Het bleek dat ze er goed aan gedaan had om de lichten van de auto bij te stellen. De zandweg werd volledig verlicht tot hij achter een bosje rododendrons verdween. Maar meer hadden ze niet nodig, want even verder vonden ze een wit met blauwe caravan die zijn beste tijd gehad had. Isa beduidde Trude om stil te zijn, maar die had geen aanmoediging nodig. Het liefst van al was ze in de auto gebleven, maar ze liet zich niet kennen. Voorzichtig liep ze achter Isa aan, zonder ook maar het geringste geluid te maken.
Rond de caravan lagen een visnet en leefemmer en een stuk of wat gebroken hengels. Aan de bandensporen naast de caravan kon Isa zien dat hier blijkbaar vaak een auto parkeerde. Meerdere zelfs, dacht ze omdat ze verschillende bandensporen zag. Zouden ze dan toch verkeerd zijn?
Ze liep op het raampje van de caravan toe, maar de gordijntjes waren dicht. Ook voor de andere raampjes hingen gore rood en wit geblokte gordijntjes die al in een eeuwigheid geen water en zeep meer hadden gezien.
‘Zie je iets?’ piepte Trude. Isa schudde het hoofd. ‘Nee, alle gordijntjes zijn dicht. Ik zal de deur eens proberen.’
‘Pas op!’ fluisterde Trude maar Isa liep al op de deur van de caravan en probeerde ze open te maken. De caravan mocht dan vervallen zijn, het slot werkte blijkbaar nog goed, want ze kreeg het niet open.
‘Sttttt… ‘ zei Trude. ‘Ik hoor iets.’
‘Waar?’
Trude wees naar de caravan. ‘Daarbinnen! Net of iemand mompelt!’
‘Verdorie!’ Isa rende naar het raampje. ‘Lisette, ben jij dat? Ben je daar binnen?’
Ze legde haar oor tegen het venster en hoorde gemompel.
‘Lisette, kan je tegen de kant van de caravan stoten als jij het bent?’
Even later hoorden ze een doffe bonk. Dat was voor Isa het teken om actie te ondernemen.
‘Hou vol Lisette, ik haal iets uit de auto om de deur te openen. Nog even en we halen je hieruit.’
Isa haastte zich terug naar de auto en uit de koffer haalde ze haar tas met gereedschap. Dit was de eerste keer dat hij nuttig was. Met de zware tas klom ze opnieuw over de prikkeldraad en verloor bijna haar evenwicht.
‘Trude, bel de politie. Ik probeer de deur open te maken.’ En Isa ging aan de slag. Eerst met een gewone schroevendraaier, maar toen dat niet lukte nam ze een grote schroevendraaier en een hamer. Ze zette de schroevendraaier in de deurvoeg ter hoogte van het slot en gaf er met de hamer een flinke tik op. Een tweede tik deed het slot kraken en een derde klaarde de klus. Ze trok het deurtje open en een stank van vis, gemengd met zweet en urine sloeg haar tegemoet. Ze haalde haar GSM uit haar BH en stak het lampje aan. Ze scheen naar het andere einde, daar waar ze de doffe slag hadden gehoord en wat ze daar zag benam haar de adem.
‘Trude, maak dat je hier bent!’ Ze haastte zich naar de gedaante die vastgebonden en met een doek voor de mond op een vies en onopgemaakt bed lag. ‘Trude, waar blijf je! Ik heb je nodig’
‘Isa, ik krijg hier geen verbinding met mijn GSM!’ Toen Trude de gedaante op het bed zag, gaf ze een gil.
‘Rustig Trude, het is Lisette. Help me even om die touwen los te maken en ga dan terug naar de auto. Desnoods wandel je het pad af tot aan de weg maar je moet NU de politie en een ziekenwagen bellen.’

Wordt vervolgd ....

Isa Winter - Deel 19


Anja via Pixabay
‘Toen ik Ginette een bezoekje bracht vertelde ze dat zij en Lisette van hun opa een grote som geld hadden geërfd en dat ze daar een zaak mee begonnen zijn. Waarschijnlijk heeft Fred een gelijkaardig bedrag geërfd. Ofwel heeft hij dat ook geïnvesteerd of hij heeft er alles doorgejaagd. Zijn pak zag er keurig uit en hij zag er niet uit als iemand die aan lager wal geraakt is. Verder vertelde ze ook dat Lisette overwoog om haar krantenwinkel te verkopen. Ze had er genoeg van en wilde rentenieren.’
Inspecteur Bastiaens luisterde vol bewondering naar de uiteenzetting van Isa.
‘Weet u wat ik vreemd vind? Dat Louis van de ene dag op de andere niet meer ging werken en zelf de winkel open hield. Het lijkt erop alsof hem veel gelegen is aan die winkel. Dus misschien wilde hij niet dat ze verkocht. En heeft ze haar broer Fred gebeld om sterker te staan tegenover haar man. En is het Louis die Fred heeft doodgeschoten. Alleen….’
Ze keek Bastiaens vertwijfeld aan. ‘Wat is er dan met Lisette gebeurd? Ja, ik stel me dezelfde vraag.’
‘Ik denk niet dat ze dood is.’ Isa stak het potlood dat ze vasthield tussen haar tanden.
‘Waarom niet?’
‘Omdat ze dan waarschijnlijk naast Fred tussen mijn bloemen had gelegen.’
‘Mogelijk, maar het mens moet toch ergens zijn? Louis zit al drie dagen in voorarrest, als ze ergens wordt vastgehouden dan heeft ze op z’n minst al drie dagen niet gegeten en wordt het hoog tijd dat we haar vinden.’
‘Een vakantiehuisje?’ opperde Isa. Bastiaens knikte. ‘Dat gaan we nu allemaal uitzoeken. We gaan de bankrekeningen van het echtpaar na, registratie van eigendommen en zo.’
‘Ik bedenk me net, had Fred een vrouw of kinderen?’
‘Neen, zijn vrouw is gestorven bij de geboorte van hun dochter. Dat meisje is nu 20 en zit op de universiteit, ze komt maar om de paar weken naar huis dus ze had haar vader nog niet gemist.’
‘En waar woonde hij?’
‘In Vlaams Brabant, net over de grens met de provincie Antwerpen. En ja, ook hij had een flinke cent gekregen van zijn opa maar hij heeft zich ingekocht in een bedrijf dat het zeer goed doet. Het lijkt er dus op dat de drie kinderen Roosen ondernemersbloed in hun aders hadden.’
Isa zuchtte. ‘Ik maak me zorgen om Lisette. Als we haar niet snel vinden dan zal het te laat zijn.’
Inspecteur Bastiaens knikte. ‘Ik vrees het ook.’ Hij nam afscheid en verdween door de voordeur.

Een half uurtje later belde Isa haar vriendin Trude op. ‘Ben je druk bezig?’
‘Niet bepaald, ik ben wat kleding aan het verstellen. Waarom?’
‘Ik heb je nodig. Binnen een kwartiertje bij mij?’ Isa verbrak de verbinding en Trude keek verbaasd naar haar GSM. Maar Isa sprak je niet gemakkelijk tegen dus een kwartiertje later zaten ze in de veranda, omringd door foto’s, briefjes en een crime board.
‘Ah, het gaat dus over die moord?’
‘Neen, niet bepaald hoewel het er wel mee te maken heeft.’
Ze vertelde dat Bastiaens op bezoek was geweest en dat hij haar had ingelicht. De puzzelstukjes schoven langzaam op hun plaats. Maar hun grootste prioriteit gold Lisette. Isa geloofde niet dat ze dood was, maar dat wilde wel zeggen dat het arme schaap al drie dagen niet gegeten had. En dat ze dringend gevonden moest worden.
‘In de krantenwinkel is ze niet. De politie heeft zowel de winkel als hun appartement ondersteboven gedraaid. Daar lijkt zelfs niks weg van haar. Tandenborstel en kam en dergelijke liggen daar nog. Ze moet dus ergens anders heen zijn gebracht. Heeft ze het met jou nooit gehad over een buitenverblijf of zo?’
Trude dacht na. Ze kletste wel met iedereen maar het meeste vergat ze daarna weer. Maar wacht es…. ‘Nu je het zegt, ik geloof dat Louis ergens een oude caravan heeft staan. Hij moet ergens aan een visvijver staan want daar blijft hij wel eens slapen als hij gaat vissen. Ik weet nog dat ze daar niet zo gelukkig mee was want als hij dan thuis kwam stonk hij naar de vis.’
‘Aha’ Isa nam meteen actie. Ze toverde haar iPad van onder een aantal kranten tevoorschijn en opende Google Maps. Ze schakelde over op satelietbeeld, zo kon ze beter de waterplassen zien.
‘Hier, een boekje. Schrijf op’ commandeerde ze. Ze noemde alle plassen in een straal van vijftig kilometer op. Trude schreef de namen naarstig in het schriftje. Daarna zocht ze op internet de namen van al die plassen en of er een link was met een visclub. Een half uurtje later hadden ze vijf mogelijke plaatsen.
‘Komop, we rijden er naartoe.’
‘Wat? Wil je in het wilde weg gaan zoeken of er ergens een ouwe caravan staat met een vrouw in?’
‘Als we niks doen sterft Lisette!’ Trude kon het vuur in Isa’s ogen zien. Tegenstribbelen had geen zin, hoewel ze het nog wel probeerde. ‘Zou je niet beter de politie bellen?’ maar Isa schudde haar hoofd. Stel dat ze fout was, dan hadden ze een halve dag verloren. Het was beter dat de politie haar werk deed en dat zij gingen zoeken naar die caravan.
Vijf minuten later zaten ze in de auto en reden ze naar de dichtstbijzijnde plas op de kaart. Het was al snel duidelijk dat hier geen caravan stond. Ze reden door naar de tweede plas. Die bleek te behoren aan een vissersclub. Het was weinig waarschijnlijk dat Louis hier een vrouw in een caravan kon vasthouden zonder dat iemand het zag. Ook bij de derde visvijver vingen ze bot. Trude begon zich nu echt ongerust te maken.
‘Ik ben bang dat we te laat komen, als we haar al vinden.’ Zei ze en ze keek zo verdrietig dat Isa er medelijden mee kreeg. ‘We laten ons niet kennen Trude! We moeten haar vinden.’
‘Maar het begint al donker te worden!’ Trude werd echt wanhopig.
‘OK, we hebben nog twee vijvers. We zullen moeten beslissen waar we het meeste kans hebben om haar aan te treffen.’
‘En als we fout zijn?’
Isa wilde daar liever niet aan denken.

Wordt vervolgd ...