donderdag 26 maart 2020

Isa Winter - Deel 4

Gertrude dronk haar kopje leeg. “En je hebt geen idee wie hij is?” Isa schudde het hoofd. Ze dacht nog steeds van niet, maar als ze heel eerlijk moest zijn dan had ze zijn gezicht niet echt goed bekeken. Nu ze er goed over nadacht hadden de inspecteurs dat ook niet gevraagd. Terwijl je net zou verwachten dat de bewoner van het huis met het lijk zou weten wie het is.
Ze wilde net een tweede kopje koffie inschenken voor Gertrude toen de telefoon ging.

“Mams? Oh gelukkig, ik was zo bang!”
“Emma?” Gelukkig herkende Isa de paniekerige stem van haar dochter. Haar anders zo gelijkmatige en met niks bang te krijgen dochter.
“Ja hoor, alles is in orde. Waarom was je bang?”
“Ik kreeg net telefoon van Lisette van de krantenwinkel dat er heel de dag een politiecombi voor je deur heeft gestaan en dat er mannen met witte pakken rondliepen. Ik kijk genoeg televisie om te weten dat er dan iets heel verschrikkelijks is gebeurd. Wat is er aan de hand, mams?”
Isa had het kunnen weten, dit zou het laatste misverstand nog niet zijn. Ze vertelde in het kort over de man in haar mooie Engelse bloemenperk en dat met haar alles in orde was.
“Zou je niet beter een paar dagen bij ons komen logeren, mams?” Emma was duidelijk nog niet op haar plooi, hoewel Isa totaal geen reden zag waarom ze haar huis zou moeten verlaten. Pas op, ze zag haar dochter graag en ging met veel plezier op bezoek maar ze voelde dat dit een overbeschermende maatregel was, opgelegd door haar superefficiente dochter. En daar bedankte ze voor.
“Lief dat je het vraagt, schat maar ik denk dat ik beter hier blijf. Ik verwacht de politie nog terug, zie je. En dan is het een beetje gek dat ik niet thuis ben, zeker als ze toevallig denken dat ik dat heerschap tussen de bloemen heb gelegd.
“Mams!” Emma’s stem sloeg over van verontwaardiging. “Dit is niks om mee te lachen!”
“Ik lach er toch ook niet mee. Dit is allesbehalve om mee te lachen. Je zou mijn bloemenperk moeten zien. Da’s eerder om te huilen! “
Emma zag dat er met haar moeder geen land te bezeilen was en hing op nadat ze gezegd had dat ze bij hen altijd welkom was.

Gertrude had het gesprek met grote ogen gevolgd. “Meen je dat nu? Dat de politie jou kan verdenken?”
Even voelde Isa dat haar hart een sprongetje van opwinding maakte. Ze had er niet bij nagedacht toen ze het tegen haar dochter zei. Het was meer een argument om te kunnen thuisblijven. Maar eigenlijk was het perfect mogelijk.
Ze roerde in haar ondertussen koud geworden koffie en keek Gertrude aan. “Stel dat jij een politie inspecteur was en je komt aan bij een huis waar een lijk in de voortuin ligt. Wie zou jij dan verdenken?”
Gertrude toonde zich een goede vriendin. “Iedereen behalve jou, Isa. Iedereen die jou kent weet toch dat jij tot zoiets niet in staat bent.”
“Aha” zei ze. “Maar dat is het em nu net. De inspecteur kent me niet. Trouwens, denk je dat ik niet in staat zou zijn om een moord te plegen?”
Haar vriendin was verontwaardigd. “Wat zeg je nu?”
“Iedereen is in staat om een moord te plegen, alles hangt af van de omstandigheden. Ik zou bijvoorbeeld perfect iemand de kop kunnen inslaan die mij zou bedreigen. Of die mijn kinderen of kleinkinderen zou bedreigen.”
“Dat is geen moord, dat is zelfverdediging.”
“Hmmmm, ik zou bijvoorbeeld ook iemand kunnen doodslaan of zo als ik zo getergd werd dat het wit voor mijn ogen wordt, maar ik veronderstel dat ze zoiets onweerstaanbare drang noemen.”
“Isa, waar haal je dat toch allemaal!”
“Komaan Trude, heb jij nooit gefantaseerd dat je iemand de kop kon inslaan?”
“Moh!” Haar vriendin was nu echt verontwaardigd.
“Ook niet die jongens die het leuk vinden om elk weekend tegen je voordeur te plassen en uitwerpselen in je brievenbus te steken?”
Gertrude wilde met klem ontkennen maar iets hield haar tegen.  “Nee, over moord heb ik nooit nagedacht. Ik heb wel eens overwogen om in het weekend electriciteit op de deur te zetten zodat ze een flinke schok krijgen, maar ik zou niet weten hoe ik zoiets voor elkaar zou krijgen.”
“Stel dat je dat wel zou kunnen, en één van die jongens heeft toevallig een hartkwaal. Die zou ter plekke een hartstilstand krijgen en sterven. Da’s ook moord, hé.”

Trude vond van niet, maar Isa hield vol. “Hoewel, nu ik er over nadenk ben ik er bijna zeker van dat ik niemand zou kunnen doodschieten. Ik zou al heel erg over mijn toeren moeten zijn om te proberen iemand neer te schieten en dan moet je er nog in slagen om iemand te raken. Geen idee hoe je zo’n ding juist richt dus doodschieten valt af voor mij.”
Trude’s ogen klaarden plots op. “Ik weet waarom jij nooit die man vermoord kan hebben! Je zou het nooit over je hart krijgen om hem tussen je Phloxen en Delfiniums te leggen!”
Isa glimlachte. “Je hebt overschot van gelijk. Met veel geluk zou ik hem misschien nog hebben kunnen doodschieten maar nooit, absoluut nooit zou ik hem tussen mijn bloemen hebben kunnen leggen.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten