woensdag 25 maart 2020

Isa Winter - Deel 3

Photo by Brett Sayles from Pexels
Isa en Walter waren een heel sociaal koppel. Ze hadden veel vrienden en hun agenda zat dan ook meestal vol met feestjes, etentjes, bezoekjes en theatervoorstellingen. Isa had een kast vol kleren die ze enkel droeg voor die sociale verplichtingen, die ze trouwens met heel veel plezier vervulde. Walter was onderdirecteur van een goed draaiend bedrijf en lid van een aantal service clubs. Toen ze pas getrouwd waren voelde Isa zich niet op haar plaats tussen al die feestelijk uitgedoste mensen die beschaafd achter hun hand praatten en zuinig van hun drankjes nipten. Haar leven had zich voornamelijk afgespeeld op internaat en later in de verpleegsterschool waar ze met onderscheiding afstudeerde. Al snel had ze werk gevonden in het plaatselijke ziekenhuis en haar leven leek zich te gaan afspelen tussen de patiënten enerzijds en haar vriendinnen, die ook allemaal in de zorg zaten. 
Toen leerde ze Walter kennen. Hij was op haar afdeling terecht gekomen voor een kleine ingreep en ze vond hem meteen aardig. Hij was niet veeleisend en kloeg nooit. Ook bij Walter was de vonk overgeslagen want een week na zijn ontslag uit het ziekenhuis stond hij haar met een grote bos bloemen op te wachten toen haar dienst erop zat. En in die tuil met prachtige rozen zat een uitnodiging voor een etentje. Dat was het begin van een relatie die zou standhouden tot aan het overlijden van Walter, nu een jaar geleden. Toen pas besefte ze wat vrienden zijn. Haar vroegere vriendinnen waren allemaal hun eigen leven gaan leiden en de relatie verwaterde. Haar nieuwe vriendinnen waren van een heel andere klasse.  
De dag dat Walter zijn fataal hartinfarct kreeg, zat ze naast hem in het ziekenhuis en hield zijn hand vast. Ze weende niet, dat zou een vrouw van haar standing nooit doen. Ze ontving het bezoek in zijn plaats met de waardigheid die van haar verwacht werd. Maar op de tweede avond was Walters hart opgebruikt. Zoals bij een oude motor begon het eerst trager te slaan tot het er haast ongemerkt mee ophield. Alle pogingen om het terug op te starten waren tevergeefs en om half elf werd Walter dood verklaard. Isa leek er sereen mee op te gaan, maar toen ze de deur van zijn kamer achter zich dicht trok leek het alsof er een nevel over haar hoofd neerdaalde. Ze hoorde de normale ziekenhuisgeluiden als in een mist, alsof iemand ze door een filter had gehaald. En de krop in haar keel werd met de minuut dikker. 
Toen ze die avond thuis kwam heeft ze voor het eerst gehuild. Hartverscheurend, roepend, smekend om het verlies van de enige man waar ze ooit van had gehouden. Toen ze geen tranen meer had en haar keel schor was van het huilen, droogde ze haar tranen en ging naar bed. Isa bleef niet bij de pakken zitten, het leven ging verder. 
In het begin kreeg ze nog veel bezoek van haar vrienden. Of liever Walters vrienden, maar haar relatie met hen was nooit innig geweest dus na een bezoekje of drie bleven ze allemaal weg. En Isa werd aan haar lot overgelaten. Ze moest zich schikken in haar rol van weduwe. En die was weinig opwindend. Hoewel ze dit nooit tegen iemand zou zeggen of zelfs voor zichzelf hardop zeggen, was ze stiekum blij met de opwinding van het lijk in haar tuin. Ook al was het maar voor even. 

Toen een paar uur later heel de bende vertrokken was, inclusief het been met aanhangsel keerde de rust terug ten huize van Isa Winter. Tenminste toch voor even want nog geen kwartiertje later ging de bel opnieuw. Ze kuierde naar de voordeur, ze had geen haast. Ze wist feilloos wie er voor haar deur zou staan. Gertrude, haar overbuurvrouw die de hele dat voor het raam van haar mini-huisje de straat bewaakte alsof ze een soldaat in zijn wachthokje was. Isa bleek zich niet vergist te hebben. 
“Hey, euh... dag... euh... zeg, wat was dat hier allemaal? Toch niks ergs gebeurd?” 
Isa wenkte haar en toen Gertrude zich over de drempel had gehaast, sloot ze de voordeur. Beide dames liepen naar de keuken en hoewel de overbuurvrouw duidelijk moeite had om haar nieuwsgierigheid te onderdrukken, had ze toch voldoende fatsoen om te wachten tot Isa haar een kop koffie had uitgegoten. 
“Was dat de politie hier vanmorgen?” ze beet op haar onderlip. Het was niet de bedoeling om het er zomaar uit te flappen, maar hoe kon je in hemelsnaam zo’n delicate zaak benaderen volgens de regels van de kunst? Regels die Gertrude duidelijk niet kende. Maar Isa leek het zich niet aan te trekken. Meer nog, ze leek helemaal niet onder de indruk van haar avontuur. 
“De politie en een boel mensen van het labo en nog wat andere mensen. Het is hier in jaren niet meer zo druk geweest 
“Wat is er dan gebeurd? Wat zochten ze toch in je tuin?” Gertrude lachte wat schaapachtig. “Ik zag dat je Delphiniums en je Zinnia’s vertrappeld waren, vandaar.” 
Isa’s fijne trekken veranderden weer van vriendelijk en begrijpend naar boos en verontwaardigd. Ze zuchtte. “Ik wou dat ik ze nooit gebeld had. Moet je mijn voortuin nu es kijken. Helemaal geruïneerd!” Ze haalde eens diep adem en ging op de andere keukenstoel zitten. 
“Wat is er in ‘s hemelsnaam gebeurd, Isa” Gertrude besloot dat de tijd voor fijngevoeligheden voorbij was en met de deur in huis te vallen. “Lag er een bom in je voortuin misschien?” 
Isa lachte schamper. “Dat kun je wel zeggen ja.  Een echte bom was het. Moet je mijn bloemen zien!” Toen ze Gertrude’s gezicht zag, begreep ze dat ze meer moest vertellen. 
Toen ik vanmorgen door het raam naar mijn tuin keek, zag ik dat iemand mijn tuin beschadigd had. En toen ik naar buiten ging om te kijken wat het was, zag ik een been en een schoen naar buiten steken.” 
Gertrude sloeg een hand voor haar mond en smoorde zo een “Oh” die zijn weg naar buiten zocht. “Alleen een been?” 
“Nee, achteraf bleek er ook nog een man aan vast te hangen, maar die lag onder de Phloxen en de Pioenen.” 
“En was hij....” Gertrude had ondertussen een zakdoek in de hand genomen en duwde die met een hele vuist in haar mond. Isa kon niet uitmaken of het van de angst was of van de plezierige opwinding. 
Jep, zo dood als een pier. Hij had hier een gaatje” Isa wees op het midden van haar voorhoofd en tussen Gertrudes knokels in haar mond ontsnapte een geluid dat op een hik leek. 
In Gertrudes ogen stonden duizend vragen, maar ze besloot om eerst een slokje koffie te nemen. “Heb je dan niks gehoord, ik bedoel een knal of zo?” 
Isa schudde haar grijze kortgeknipte hoofd. “Voor zover ik mij kan herinneren niet nee. Ik zou trouwens ook niet weten hoe een pistoolschot klinkt. Ja, je hoort het wel eens op televisie in een crimi reeks maar ik heb me laten vertellen dat het in ‘t echt totaal anders klinkt.” Haar vriendin keek haar met blinkende ogen aan. Ze bewonderde Isa omdat ze zo stoïcijns bleef onder dit drama. Ze vroeg zich af of zij kalm zou kunnen blijven als er zoiets voor haar deur gebeurde. Maar ze besefte dat ze dit nooit zou meemaken omdat haar huis geen voortuin had. 
“Hoe dan ook,” Isa schonk haar kopje nog eens vol, “Hoe dan ook is hij volgens de inspecteur niet hier vermoord maar ergens anders. En ze hebben zich gewoon van het lichaam willen ontdoen.” 
“Maar waarom dan in jou tuin?” 
Isa haalde de schouders op. “Geen idee, ik kan me geen enkele reden bedenken waarom ze een lijk nu precies in mijn tuin dumpen en niet bij de Versaevels van hiernaast. Of bij de Aertssens op de hoek. 

Wordt vervolgd

Geen opmerkingen:

Een reactie posten